Dat klinkt vanzelfsprekend, maar in de praktijk ligt het vaak wat genuanceerder. Wat voor de ene hond fijn is, kan voor een andere juist ongemakkelijk zijn. Bovendien kan iets wat in de ene situatie prettig voelt, in een andere context als onprettig of zelfs als straf worden ervaren.
Een aai over de kop is bijvoorbeeld niet altijd een beloning. Stel dat je hond enthousiast naar je toe komt als je het hierkomen oefent, en je beloont hem met een aai. Als je vervolgens merkt dat je hond achteruit stapt, zijn hoofd wegdraait of zich iets kleiner maakt, dan vertelt zijn lichaamstaal dat hij het op dat moment niet prettig vindt. In dat geval werkt de aai dus niet als beloning, maar eerder als een rem op het gedrag dat jij juist wilde versterken.
Wat als belonend wordt ervaren, verschilt dus per individu en per context. Voor veel honden is voer in bijna elke situatie prettig. Voor anderen is spel juist een grote beloning: samen trekken aan een speeltje, even rennen of iets apporteren. Sommige honden vinden het heerlijk om hun neus te gebruiken — snuffelen kan voor hen buitengewoon belonend zijn. Denk aan honden zoals Beagles, die van nature graag met hun neus de wereld verkennen. Even uitgebreid mogen snuffelen kan voor zulke honden waardevoller zijn dan een koekje.
Het ras en de aanleg kunnen soms een rol spelen. Een Mechelse herder, gefokt om te bijten en te werken, kan meer plezier beleven aan een potje sleuren en sjorren dan aan een voertje.
De essentie is: zie elke hond als individu en bekijk per situatie wat belonend werkt. Wat jouw hond prettig vindt, ontdek je door goed te observeren en te kijken naar zijn lichaamstaal. Wanneer een beloning echt aansluit bij wat je hond fijn vindt, zal gewenst gedrag toenemen en groeit bovendien jullie onderlinge band en samenwerking.
Echte beloning betekent dus niet wat jij wilt geven, maar wat je hond graag ontvangt